Door: Adrie Provoost
Zelden is er een meer begeerde trofee in omloop geweest dan de Heringa-beker. Hier volgt het relaas van de strijd om deze zeer memorabele wisselbeker, die in 1969 definitief gewonnen werd door m’n vader: Jan Provoost Jz Sr. Maar daar was maar liefst 40 jaar voor nodig, want de inscriptie op de beker vermeldt het jaar 1929 dat de schenker – de Algemene Nederlandse Vereniging van Vreemdelingenverkeer – haar directeur de beker liet uitreiken. Deze directeur man heette Heringa, vandaar dat de beker alle jaren deze naam meegekregen heeft en als eerste beker is meegegaan bij de wedstrijd voor de gehuwde ringrijders in augustus. De afspraak om hem in eigendom te verkrijgen was om hem drie keer achter elkaar of vijf keer in totaal te winnen. En neem gerust aan, dat er rondom deze beker een ware competitie is ontstaan, die voor menigeen als rode draad door onze zo geliefde hobby heen loopt!
De eerste winnaar was in 1929 Jaap Brand en die kon op dat moment ook niet weten, dat hij 40 jaar later eveneens een duidelijke rol zou spelen bij de laatste keer dat de beker in omloop was. Het jaar 1930 vermeldt Andries Trieller als winnaar en hij deed dit op een paard van Jacob Lous uit Westkapelle.
Op deze manier gedetailleerd komen we er dus niet, dus de volgende winnaars waren:
1931: Lous de Voogd
1932: Willem Brand
1933: Gilles de Pagter Jz
1934: Ko Geldof
1935: Lous de Voogd voor de 2e keer
1936: Gilles de Pagter ook voor de 2e keer
1937: Gerrit Passenier
1938: Piet de Pagter
1939: Lous de Voogd voor de 3e keer
In de oorlogsjaren 1940 t/m 1944 zijn er geen wedstrijden georganiseerd, dus duurde het tot 1945 dat er weer gereden werd; in dat jaar was het de eerste keer, dat Jan Provoost Jz deze beker won. Het gebeurde op een paard van Huib Peper en dat paard had de oorlogsjaren maar slecht doorstaan. In de loop van de middag waren de krachten van het beest vrijwel ten einde, zodat hij door meerdere geholpen moest worden om de nodige galopsprongen te kunnen maken.
1946: Arjaan Wisse
1947: Piet Geldof voor de 2e keer
1948: Jan Maas
1949: Jan Maas 2e keer en dit was dus de eerste potentiële kandidaat om hem in 1950 in eigendom te krijgen
1950: Ko Riemens
1951: Gilles Provoost
1952: Gilles Provoost 2e keer en de tweede kandidaat voor eigendom in 1953
1953: Jan Maas voor de 3e keer; dit is dus een van de vele keren, dat een de ene kanshebber de andere in de wielen rijdt; er zouden er nog velen volgen
1954: Gilles Provoost ook voor de 3e keer, maar eigenlijk een jaar te laat
1955: Jan Provoost voor de 2e keer op een paard van Naute Willemse (de oom van Lou)
1960: Jan Provoost voor de 3e keer op “Prins” van Ko Vermeulen1956: Willem Provoost
1957: Willem Provoost 2e keer en de derde kandidaat voor het in eigendom rijden
1958: Lous Provoost
1959: Gilles Provoost voor de 4e keer, dus hierna telkens kandidaat voor eigendom
1961: Willem Provoost voor de 3e keer
1962: Jan Provoost voor de 4e keer ditmaal op het blauwtje van Ko Vermeulen, waarmee hij over strand liep voor een ritje met toeristen (voor ƒ 0.50); voortaan ook elk jaar kandidaat voor het in eigendom rijden
1963: Arjaan Provoost
1964: Arjaan Provoost 2e keer en daarmee ook kandidaat voor eigendom
1965: Cees de Visser
1966: Willem Provoost voor de 4e keer en dus ook elk jaar de kans op eigendom
1967: Hans van Eijzeren
1968: Hans van Eijzeren 2e keer en iedereen dacht toen, dat dit fenomeen wel korte metten zou maken aan het “stuivertje wisselen” om de eerste beker
Toen kwam de wedstrijd van 1969. Een warme zomerdag met een enorm onweer in de namiddag. Het werd zo donker, dat je de ring amper nog zag hangen. En het regende, niet mooi meer. De ringrijdersbaan grensde nog direct aan het oude terras van de Dolfijn. In de baan ontstond een heuse watervloed die vanaf de Markt naar Akkerdaas liep. De wedstrijd werd stilgelegd na de 7e beurt op de bekers; Jaap Brand en Jan Provoost waren de twee overgebleven kandidaten met 6 van de 7.
Op zulke momenten tellen alle kleinigheden: op dat uur van de dag en met die weersomstandigheden is het binnen in het café beter toeven dan buiten. Velen deden dit dan ook. Jan vond het wel verstandig om thuis even z’n regengoed op te halen en wat bleek: de koffie stond klaar. Daarna snel weer naar de Markt en na de regen met man en macht hozen in de baan, zodat daar met fatsoen een paard doorheen kon lopen. Toen de laatste beurt: Jaap Brand stak mis en bracht de spanning op een hoger niveau. Jan moest dus enkel insteken om de begeerde beker voorgoed in eigendom te krijgen.
Ook de paardenbaas Jan Minderhoud kwam naar het eind van de baan en zei: “Zeg Jan, dat paard geeft nergens om hoor, ook niet om “dat beetje” water”. “Dat treft dan”, zei Jan terug, “want ik ook niet, als hij maar niet in m’n ogen spettert, want dan huur ik er nooit geen meer van je.” Jan ging door de plassen van pad, stak in en werd beloond met misschien wel de mooiste prijs die er ooit bij het ringrijden is verreden.